naar hoofdonderdeel gaan

Het geselecteerde toegangspunt controleren

De functies van het toegangspunt controleren

  1. Controle 1 Is het toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken, geselecteerd?

    Afhankelijk van de radio-omgeving, kunnen ook andere toegangspunten bij u in de buurt worden gedetecteerd.
    Controleer of de SSID's van de printer en computer hetzelfde zijn.
    Als u het netwerk (SSID) van de printer wilt controleren, klikt u op [Netwerkinformatie] om het scherm [Netwerkinformatie] weer te geven en raadpleegt u '(27) SSID'.
    Als u het netwerk (SSID) van de computer wilt controleren, selecteert u [Systeemvoorkeuren] in het Apple-menu en klikt u op [Netwerk].

  2. Controle 2 Staat het toegangspunt in stealthmodus?

    Als het toegangspunt is verborgen, schakelt u deze instelling tijdelijk uit en zoekt u opnieuw naar het toegangspunt.
    De beschrijving van deze instelling hangt af van het gebruikte toegangspunt.
    Als u een printer met een USB-interface gebruikt, sluit u de printer met een USB-kabel aan op de computer.

  3. Controle 3 Staat het toegangspunt ingesteld op de weigeringsmodus ANY?

    Als het toegangspunt is ingesteld om toegang met de SSID ANY te weigeren, voert u de gegevens in die overeenkomen met de instellingen voor het toegangspunt.
    De beschrijving van de weigeringsmodus SSID ANY hangt af van het gebruikte toegangspunt.

  4. Controle 4 Is codering ingeschakeld op het toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken?

    Dit scherm kan verschijnen als er geen communicatie tussen de printer en het toegangspunt mogelijk is vanwege codering.
    Raadpleeg de handleiding bij het toegangspunt voor informatie over het controleren van de coderingsinstelling op het toegangspunt.
    Als codering op de printer is ingeschakeld, controleert u of '(29)Encryption ON' is ingesteld op YES en informatie wordt weergegeven in de velden (30) tot en met (32).
    Als u een printer met een USB-interface gebruikt en de printergegevens wilt wijzigen, sluit u de printer met een USB-kabel aan op de computer.

De coderingsinstellingen controleren

Controleer het veld [Codering] op het scherm [Toegangspunten].

    Geen: geen codering ingesteld

    WEP: WEP is ingesteld

    WPA/WPA2: WPA/WPA2 is ingesteld

  • Als WEP is ingesteld

    Voer hetzelfde wachtwoord (WEP-sleutel) in als voor het toegangspunt in het veld [Netwerkwachtwoord] van het scherm [Toegangspunten]. De sleutelindeling en -lengte moeten hetzelfde zijn als die van het toegangspunt.

    Als dit scherm ook verschijnt wanneer u het wachtwoord (WEP-sleutel) correct hebt ingevoerd, is het mogelijk dat de instelling voor Wachtwoord (WEP) [Sleutel-id] of [Verificatie] niet overeenkomt met de instelling voor het toegangspunt. Klik op [Handmatig instellen] en voer op het scherm [Handmatig instellen] de Netwerk (SSID) van het toegangspunt in. Selecteer [Wachtwoord (WEP) gebruiken] bij [Codering].
    Voer hetzelfde wachtwoord (WEP-sleutel) in als voor het toegangspunt in het veld [Wachtwoord (WEP-sleutel)] van het scherm [WEP-details]. Stel [Sleutellengte], [Sleutelindeling], [Sleutel-id] en [Verificatie] zo in dat deze hetzelfde zijn als die van het toegangspunt en klik vervolgens op [OK].

  • Als WPA/WPA2 is ingesteld

    Voer dezelfde PSK (vooraf gedeelde sleutel) of hetzelfde wachtwoord in als voor het toegangspunt in het veld [Netwerkwachtwoord] van het scherm [Toegangspunten]. De sleutelindeling en -lengte moeten hetzelfde zijn als die van het toegangspunt.

    Als u het netwerkwachtwoord correct hebt ingevoerd en dit scherm verschijnt weer, komt de instelling voor [Wachtwoord] mogelijk niet overeen met die van het toegangspunt. Klik op [Handmatig instellen] en voer vervolgens op het scherm [Handmatig instellen] de SSID van het toegangspunt in. Selecteer bij [Codering] de optie [WPA gebruiken] of [WPA/WPA2 gebruiken] en klik op [Configuratie...].
    Voer in het veld [Wachtwoord] op het scherm [Wachtwoord en dynamische codering instellen] het wachtwoord in dat voor het toegangspunt is ingesteld.

    Als WPA - bedrijfsniveau of WPA2 - bedrijfsniveau voor het toegangspunt is ingesteld, kan deze printer geen verbinding maken met het toegangspunt. Wijzig de instelling voor het toegangspunt in Wachtwoord (WEP) of WPA - persoonlijk/WPA2 -persoonlijk en start het toegangspunt vervolgens opnieuw op.

  • Belangrijk

    • Als de installatie nog steeds niet kan worden voltooid nadat u de instellingen voor het geselecteerde toegangspunt hebt gecontroleerd, controleert u de instellingen voor de filterfunctie van het toegangspunt.